Wednesday, October 7

De Apotheek

Bah, nog steeds verkouden, dus ook lijdend aan spierpijn, hoofdpijn en dergelijke. Heel vervelend, zeker als je ontdekt dat je geen pijnstillers meer in huis hebt. Dan maar bij de AH halen, dacht ik, maar ik kwam bedrogen uit: AH in Kortenhoef had geen pijnstillershoekje. Gelukkig kwam ik op mijn weg naar buiten langs een apotheek. 'Geopend tot 19:00u' stond er op het raam. Op mijn horloge vormden de wijzers zich in de positie die kwart voor zeven aanduidt. Mooi!

Ik liep de apotheek binnen. Er stond één mevrouw te wachten achter de balie. Nou ja, 'balie' is wat sterk uitgedrukt. Het was meer een spreekgestoelte met een kassalade met daarachter een min of meer modieus geklede vrouw die intensief naar een beeldscherm staarde en zo nu en dan een toets op haar keyboard intoetste. De andere vrouw (die waarschijnlijk op haar medicijnen wachtte) stond ongeduldig op haar benen te wiebelen.

Ik ging achter de zenuwachtige mevrouw staan en keek rond. De apotheek was wat je als plaatje bij het woord 'steriel' in een woordenboek zou verwachten. En ook bij 'rechthoekig', 'saai', min of meer angstaanjagend' en 'voorportaal van de hel'. Het was een kaal vertrek met net iets te hoge muren en veel te veel glas (het was een hoekpand, dus van die positie had men gretig gebruik gemaakt). Ontelbare dozen medicijnen stonden in nette rijen opgesteld langs de wanden, in allerlei kleuren en soorten. Het had een snoepwinkel geweest kunnen zijn, als ik niet beter wist.

Dat het geen snoepwinkel was, drong nog extra tot me door toen ik in de hoek van de apotheek een vrouw zag zitten in één van de twee doorzichtige stoelen (waarom die obsessie met doorzichtige materialen?). De vrouw, geheel zwart gekleed, afgezien van een veelkleurig sjaaltje, zat doodstil met de ogen gesloten, het hoofd enigszins naar achter gebogen en haar tas op haar schoot geklemd. Ik fronstte. Hoe lang zat die vrouw er al? Was ze er al geweest toen ik binnenkwam? Was ze stiekem naar binnen geslopen terwijl ik rondkeek? Waarom had ik dan niets gehoord? En waarom deed de mevrouw achter de balie er zo lang over??

Ik keek nog eens verder rond. Achter de langzaam typende vrouw aan het spreekgestoelte stonden ook medicijnen uitgestald. Mijn blik ging over een serie geel-met-oranje doosjes, allemaal van hetzelfde merk. Op elk doosje stond één letter als hoofdletter groot gedrukt, waarschijnlijk om het hoofdbestanddeel aan te duiden van het product. Er waren er een hoop met een 'N', en een hoop met een 'T' en dan nog eentje met een 'R'. De doosjes waren zo opgesteld dat ze achter elkaar gelezen het woord 'nnnnnnrtttttttt' vormden. Ik weet niet of het kwam omdat ik nog niet gegeten had, of omdat ik een knallende, kloppende hoofdpijn had, maar op de één of andere manier kwam me dat grappig voor. Waarom was er maar 1 'R'? En waarom had de min of meer modieus geklede mevrouw die juist in het midden gezet? Als ik er had gewerkt, had ik die 'R' juist aan het einde gezet, want anders zou hij zo in de verdrukking komen... Of misschien ook weer niet: alfabetisch gezien stonden ze natuurlijk wel weer logisch...

Pffff, ik schudde mijn hoofd om me uit deze warrige gedachtengang te brengen en keek naar de andere verpakkingen. Eentje in het bijzonder trok mijn aandacht: op de voorkant prijkte een plaatje van een 12-jarig meisje. Het meisje keek bezorgd en hield een groengekleurd plastic trompet-achtig voorwerp tegen haar neus gedrukt. Ik schudde mijn hoofd nog eens en keek goed. Ja. Ik had het goed gezien. Bezorgd meisje. Trompet tegen neus.

Wat? Waarom? Waar was dit apparaat voor? Was het misschien gewoon een bijzonder soort neusfluit? Nee, dat kon het niet zijn, want -let's face it- ik was in een apotheek, niet een muziekwinkel. Maar wat dan? Misschien een neusontplopper? Ik zag voor me hoe de moeder van het bezorgde meisje haar dochter rustig op het bed plaatste, bemoedigende woorden toesprak en vervolgens de neustrompet tevoorschijn haalde. Het meisje moest dan natuurlijk huilen, maar moeder was onverbiddelijk: de neus moest en zou ontplopt worden. Zachtjes plaatste de moeder de trompet op de neus van dochter, ademde diep in en bracht haar mond naar de tuit en...

Weer schudde ik mijn hoofd om mijn gedachtengang te onderbreken. De vrouw achter het gestoelte was nog steeds bezig en ik keek nog maar eens rond. De vrouw op de glazen stoel zat er nog steeds. In dezelfde positie. Met de ogen dicht. Hmmmm, vreemd. Nu vormde mijn brein weer een nieuwe sroom van bizarre ideeën. Misschien zat de vrouw er als een subtiele reminder aan 'de dood'. Zo van: 'vergeet niet uw medicijnen in nemen, want anders...'. Hmmm....

De deurbel rinkelde en een zwaargebouwde man, hijgend en uit treurige hondenogen kijkend betrad de winkel. Hij wrong zich tussen mij en de zenuwachige vrouw in en klemde zich vast aan het spreekgestoelte. Uit zijn houding merkte ik dat de man geen voorkruiper was, maar slechts op zoek naar fysieke steun, dus ik liet het begaan. De vrouw was eindelijk klaar, printte iets uit, pakte een pakje medicijnen, gaf het aan de zenuwachtige vrouw en richtte zich nu tot mij. 'Kan ik u helpen?'

Ik wees naar een pakje Ibuprofen: 'Die graag' en toen de vrouw het pakte, schonk ik een meewarige glimlach aan de zwaargebouwde man. Hij keek me aan met al het leed der wereld in zijn blik en ik keek maar gauw weer weg.

'Gebruikt u nog andere medicijnen?', vroeg de min of meer modieus geklede vrouw, wijzend op een labeltje op de verpakking. Ik antwoordde met een klinkend en vrolijk 'Nee, gelukkig niet!' en voelde me gelijk schuldig tegenover de man naast me. Ik hoorde hem amechtig ademen in mijn rechteroor en durfde niet zijn kant op te kijken.

Toen ik had afgerekend en op weg was naar de uitgang keek ik nog even naar de 'dode' vrouw in de glazen stoel. Ze had haar ogen ineens open en keek me recht aan. Als een bijbelse profeet leek ze te zeggen: "Gij zult hier nimmer wederkeren!!'

En gelijk had ze...

Tuesday, October 6

Blugh

Waarom, oh, waarom ben ik nu weer verkouden? Zo'n meeloper ben ik nu ook weer niet. Ik bedoel: als iedereen het doet, hoef ik het ook niet zo nodig. Behalve met die klaparmbandjes in de jaren 90; die heb ik ook gehad.

Goed, terzake.

Ik vind dat ik weer eens wat meer moet bloggen. Daar ben ik vast de enige niet in! Het probleem is: mijn breins verhalenfilter is ofwel verstopt of juist kapot: er blijft veel te veel inhangen en dan kan ik niet besluiten waarover ik het moet hebben, of alles valt er doorheen...

Nou ja, ik focus me maar gewoon op de kleine dagelijkse dingetjes dan!

-------------------------------------------------------------

Ik werd vanochtend uit mijn bed gedeurbeld door de aannemer die een half jaar geleden de renovatie van mijn appartementencomplex heeft overzien. Vrolijk lachend stond hij naar me te kijken toen ik de deur opendeed, gekleed in ochtendjas, met stoppels, mega-verkoudheids-opzwelling, dikke wallen, haar (haha) in de war en knijpend met ontbrilde net-wakker-ogen. 'Gooeeeeeeeeeedemorgen!!', bulderde hij, om vervolgens een klein kreetje te slaken en een sprongetje opzij te maken toen Mees naar buiten schoot. "U had een lekkage?"

Dat is waar: ik heb een lekkage. Nou ja, niet ik persoonlijk, maar wel het huis waarin ik woon. Het is vreemd, want alle platdaken zijn opnieuw geteerd, geisoleerd enzo, toen er aan het huis gewerkt werd. Mijn bovenbuurman had nog opgemerkt dat de werkmannen het allemaal helemaal verkeerd deden, zoals bovenbuurmannen dat nu eenmaal altijd doen, maar blijkbaar had hij toch gelijk gehad...

Het begon eerder deze week toen ik net naar bed wilde gaan. Ik hoorde een vreemd gespetter in de gang en heel even dacht ik dat Mees misschien besloten had dat het buiten te koud werd om te plassen en zijn urineeracties naar binnen had verplaatst. Het was niet zo: in de gang lag een klein plasje water en aan het plafond hingen een paar druppeltjes. 'Damn' dacht ik. 'Wat nu?' Het antwoord op 'wat nu?' was op dat moment 'ik kijk er morgen wel naar' (heel productief: ik weet het).

De volgende ochtend was het plasje weg (hoe?) en er hingen ook geen druppeltjes meer. 'Hmm, probleem opgelost' dacht ik bij mezelf en opende de deur naar de gang. Het probleem leek niet te zijn opgelost, maar was wel verplaatst, bleek uit de plas water die daar lag. 'Ugh', dacht ik. Wederom volgde: 'wat nu?'. Deze keer was het antwoord: 'ik kijk er straks wel naar', want ik moest naar mijn werk...

Toen ik thuiskwam, had buurman O. een kliko in de gang gezet die de gestaag vallende druppeltjes opving. Op mijn deur had O. een briefje gehangen met daarop de mededeling dat een loodgieter was gebeld. Lang leve O.!

En dus, deze ochtend, stond de aannemer voor de deur. Op zijn vrolijke 'Gooeeeeeeeeeedemorgen!!' wilde ik reageren met een vriendelijke respons, maar meer dan kraak kon ik niet voortbrengen. Het was een beetje als dit:



Goed, allengs kwam mijn stem op gang en bracht ik de goede man op de hoogte. Na een uur (ik was tegen die tijd semi-fris en semi-fruitig) belde hij weer aan en duwde hij een ijzeren pin in mijn gezicht.

Wat bleek? De partytent die de bovenbuurman had opgezet op zijn balkon was vastgezet met die ijzeren pin en die was dwars door de teer- en isolatielaag heengegaan. Ironie...